Eenheid en verscheidenheid
De titel suggereert dat dialectsprekende Valkenburgers een eenheid zouden vormen. Dat is niet het geval, niet alleen omdat de kleine gemeente uit een aantal kerkdorpen bestaat die historisch gezien soms een iets andere ontwikkeling doorgemaakt hebben en geografisch gezien weer tot aparte gemeenschappen uitgroeiden die afwisselend een zekere mate van onderlinge competitie vertoonden dan weer neigden naar een zekere lotsverbondenheid.
Zo is het dialect van Schin op Geul gevoeliger gebleken voor Nederduitse invloeden dan de volkstaal van inwoners uit Berg en Terblijt die meer neigt naar het Maastrichts met zijn sterke Franstalige accenten. Ook de roerige geschiedenis van het burchtstadje Valkenburg heeft de opname van Franstalige elementen mogelijk gemaakt.
Opkomst toerisme
Daar kwam nog bij dat vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw, na de bouw van het station, de bevolking steeds meer vertrouwd raakte met een unieke toestroom van toeristen, want Valkenburg was gemakkelijk bereikbaar. Je kunt gasten alleen gastvrij onthalen, als je bereid bent je aan te passen, ook talig. De industriële opkomst ging evenwel bijna geruisloos aan Valkenburg voorbij i.t.t. Maastricht en de mijnstreek, hoewel eind negentiende eeuw de plaatselijke bierbrouwerij aansloot bij de opkomst van het nationaal toerisme en blokbrekers het druk hadden met de winning van mergelblokken voor de bouw van hotels. Valkenburgers raakten meer dan andere gemeenschappen vertrouwd met allerlei manieren waarop er Nederlands gesproken werd en dat bleef niet zonder invloed. Wellicht dat het Valkenburgs door deze contacten met “anderstaligen” meer openstond en openstaat voor minuscule veranderingen, want een taal is een organisme dat soms onbewust opneemt wat van nut kan zijn zonder dat dit in het geval van de ontwikkeling van het Valkenburgs leidde tot een vreemd soort “Hoensbroeks Hollands” na de komst van geschoolde ingenieurs in het hart van het mijngebied.
Anno 2012 kreeg Valkenburg tijdens de wereldkampioenschappen wielrennen weer even wat mondiale aandacht. De rijke Valkenburgse wielrenhistorie heeft zeker bijgedragen aan het vertrouwd zijn met gasten. Soms was het kleine plaatsje aan de Geul een echt ontmoetingscentrum van jeugdige gasten die elkaar troffen op overvolle campings. Zij gaven eind jaren zestig tijdens de vele happenings (agentje pesten) onder aan de Cauberg bij het monument gebroederlijk uiting aan een bepaald maatschappelijk ongenoegen. Even was Valkenburg een soort klein Amsterdam waar al maandenlang studentenprotesten aan de orde van de dag waren met als doel de bevordering van de democratisering in verzuild Nederland. Zo raakten Valkenburgers vertrouwd met andere manieren van maatschappelijk bewustzijn en soms versterkte dit een zekere tolerantie t.a.v. andersdenkenden.
Educatie en sociale media
Een verschijnsel dat in sociologisch en taalkundig opzicht ook voor beïnvloeding gezorgd heeft, is de langere scholing van de jeugd die vanaf de jaren zestig steeds meer plaatsvond op middelbare scholen in Maastricht en Heerlen. Weer wat later trok een groeiend aantal studenten voor zijn studie en beroepsopleiding steeds verder het land en de wereld in en meer en meer vonden de afgestudeerden in een andere plaats een nieuwe woon- of werkbestemming. Het Valkenburgs was voor hen niet langer de dagelijkse voertaal. Een jongen koos ook niet meer zo vlug een meisje uit hetzelfde dorp als partner na een ontmoeting op de plaatselijke kermis. Sociale of geografische flexibiliteit werd een toverwoord en soms een voorwaarde voor verdere ontwikkeling en het opbouwen van een carrière. De eigen regio werd langzaamaan gemakkelijker losgelaten en slechts met Kerstmis en carnaval weer even opgezocht.
Nam het aantal abonnees op Limburgse kranten in de jaren vijftig en zestig nog sterk toe, rond de eeuwwisseling was het belang van regionale en provinciale berichtgeving sterk verminderd ten faveure van landelijke kranten die een ruimer perspectief hadden. Ook het plaatselijk weekblad was in het land van Valkenburg inmiddels al een tijdje ter ziele. Aan deze toenemende “ontworteling” is nog geen einde gekomen sinds veel Nederlanders door de toegenomen welvaart meer en meer in staat zijn reizen te maken en in contact te komen met andere talen en culturen. Wij zijn immers al decennialang de Chinezen van Europa en de wereld? Als de beurs even wat smal is, maken we toch nog gedurende enkele weken de Europese wegen onveilig met de onafscheidelijke sleurhut of camper.
Nederland, dat al vroeg een zeevarende natie werd, wist hoe een klein landje een belangrijke speler op het wereldtoneel kon worden, namelijk door zich in sterkere mate dan andere landen aan te passen. Er is wellicht geen Europees land dat verhoudingsgewijs zoveel inwoners kent dat zich in talig opzicht verstaanbaar weet te maken tijdens internationale ontmoetingen. Op dat moment laten wij ons matig ontwikkeld chauvinisme varen.
Een laatste verschijnsel dat op communicatief gebied voor ongekende snelle veranderingen zorgt, is het frequente gebruik van sociale media, ook al hebben we het hier over een mondiaal fenomeen van ongekende omvang. Het snel intoetsen van boodschappen al of niet met gebruik van talloze afkortingen is voor velen, vooral jongeren, de belangrijkste manier van communiceren. Het lijkt wel alsof zij er hun identiteit en bestaansrecht aan ontlenen. Dit staat in fel contrast met de tijd (eind jaren vijftig) waarin de gehele straatjeugd in een grote huiskamer tv ging kijken bij de familie die “rijk” was en zich een tv kon permitteren. Bonanza, Ivanhoe, Rintintin of Lassie waren bij iedereen bekend. Deze saamhorigheid en gemeenschappelijke culturele beleving hebben plaatsgemaakt voor een ver doorgevoerde mate van individualisme versterkt door een eigen tv op de slaapkamer, de spelcomputer en het onafscheidelijke mobieltje. De wereld zit voortaan in je broekzak.
Samenvattend kunnen we stellen dat het vergroten van ons eigen domein tot het terrein van de wereld ons dialect niet onberoerd heeft gelaten, waardoor niet alleen het belang van de moederstaal aan verandering onderhevig is of haar woordenschat, maar ook de uitspraak van voor ons dialect karakteristieke woorden niet langer voor iedereen eensluidend is. Er zal meer en meer geknabbeld worden aan de “zuivere” uitspraak. Op het moment dat een dialect geboekstaafd wordt, moeten er echter beslissingen genomen worden en daarom is in de voorbereidingsperiode van “de Vallekebergsen Dieksjenaer” in de werkgroepen gekozen voor de aanwezigheid van alle leeftijdscategorieën, opdat op het moment van het vastleggen van onze Valkenburgse taalschat de actualiteit van het moment zoveel mogelijk benaderd werd, wetende dat de uiterste houdbaarheidsdatum ervan beperkt zal zijn.
Dan komen we nu bij een zeer interessante kwestie die alle schrijvers in het Nederlandstalig gebied vanaf de vroege middeleeuwen heeft beziggehouden: welke tekens gebruiken we voor welke klanken in de hoop de leesbaarheid van teksten te vergroten? Wij Nederlanders hebben het schrift niet uitgevonden maar we konden o.a. profiteren van het Latijn; evenwel weet iedereen die een beetje vertrouwd is met middelnederlandse teksten dat in de scriptoria van de kloosters het maken van manuscripten gewoonlijk groepswerk was waarbij de schrijvers voor dezelfde woorden soms een verschillende schrijfwijze hanteerden en zelfs een en dezelfde schrijver tot een verschillende spelling kwam voor identieke woorden. Pas vanaf de zeventiende eeuw zag men het grote belang in van een standaardtaal en dat vroeg om regelgeving op het gebied van de spelling, maar er zou nog eeuwenlang gebekvecht worden tussen voor- en tegenstanders van “spellingvereenvoudigingen” en de discussies woeden tot op de dag van vandaag voort, niet alleen op het gebied van het AN maar ook op het kleinschaligere niveau van de dialecten.
Drs. Wim Eurlings